Selecteer een pagina

Koplopers

Sir David Attenborough prijst de Nederlandse landbouw: maar hoe zit het met de Nederlandse natuur?

Sir David Attenborough is misschien wel ’s werelds bekendste bioloog en milieuactivist. Geboren in 1926 en nu al 94 jaar oud, heeft hij de wereld en de natuur en hoe mensen met beide omgaan sterk zien veranderen gedurende zijn leven. Al sinds de jaren 70 onderwijst Attenborough de wereld op het gebied van natuurbehoud en dierenrechten via documentaires zoals Planet Earth, Blue Planet en Frozen Planet. Zijn nieuwste (en hoogstwaarschijnlijk; laatste) natuurdocumentaire, getiteld “A Life On Our Planet”, werd afgelopen maand gelanceerd op streamingplatform Netflix.

De algemene boodschap van Sir David’s film is zoals gewoonlijk nogal duister en verontrustend. In de film beschrijft Attenborough de loop van zijn leven als bioloog en hoe de natuurlijke wereld om hem heen drastisch veranderd is vanaf zijn geboorte tot nu. De veelal economisch gemotiveerde keuzes die de mensheid de afgelopen decennia heeft gemaakt, helpt de wereld naar de knoppen. Bos wordt gekapt, koraalrif sterft af, dierenpopulaties verdwijnen en de concentratie koolstofdioxide (CO2) in de atmosfeer stijgt ongelooflijk hard. Maar, zegt klimaatridder David met zijn herkenbare, kalme oudemannenstem: ‘if we act now, we can yet put it right.’

En dan, dames en heren, een spoiler voor wie de docu nog niet gezien heeft: Attenborough verwijst in het laatste deel van zijn documentaire naar Nederland als voorbeeld voor een land met creatieve oplossingen voor het CO2-probleem, onze boeren prijzend voor hun moderne, duurzame manieren van voedsel verbouwen. De beelden van kleurrijke gewassen tomaten en paprika’s in enorme Nederlandse kassen geven de kijker een gevoel van hoop: en dat in zo’n klein landje!

Het is een positief geluid in de vaak moeilijke discussie over de landbouw. Dat Nederlanders op internationaal niveau al eerder als voorbeeld genomen zijn, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de Universiteit Wageningen begin dit jaar voor de vierde keer op rij benoemd werd tot de beste landbouwuniversiteit ter wereld. De universiteit staat bekend om haar vernieuwende technologische oplossingen voor het besparen van ruimte, water en energie bij het verbouwen van voedsel. Dit is waar ook Sir David enthousiast over is.

Maar er is een andere kant van hetzelfde verhaal, en het is belangrijk dat die ook verteld wordt. Want, om een zekere Britse klimaatactivist vrij te citeren: ‘People will come to care for the natural world, as they are made aware of the natural world.’ Als we namelijk aware zijn van de Nederlandse landbouw, moeten we het ook hebben over de Nederlandse natuur.

Wanneer je de gemiddelde Bosatlas openslaat en de kaarten over het Nederlandse grondgebruik bekijkt, begin je je af te vragen waarom het überhaupt nog de “Bosatlas” heet. In 2017 besloeg bos en open natuurlijk terrein slechts 14,6% van Nederland. Nu kan je denken: dat is nog best wat, voor zo’n dichtbevolkt land als het onze. Schokkender wordt deze statistiek als het aangevuld wordt met andere cijfers. In Nederland is maar 10,6% bebouwd terrein, terwijl maar liefst 66,9% wordt gebruikt als agrarische grond (Bron: KRO-NCRV Monitor). Landbouw dus.

Op 19 oktober publiceerde de Volkskrant een reportage over de “teloorgang van de Europese biodiversiteit”. Van de 27.852 gebieden die sinds 2000 onder Europees natuurbeleid staan, verkeert slechts 15 procent in een gezonde staat: 81 procent is er volgens onderzoekers zelfs slecht aan toe. De reden hiervoor? Onder andere niet-duurzame land- en bosbouw (Bron: de Volkskrant). Dat dit ook zeker voor Nederland geldt, blijkt bijvoorbeeld uit schrijnende berichten over de aantallen roofvogels in Drenthe tussen 1990 en 2020 (zie de Volkskrant, 23 oktober 2020: “Bomenkap van bosbeheerders bedreigt de roofvogels in Drenthe: ‘Is dat het vergroten van biodiversiteit?’”).

Gelukkig is er een bewustwording gaande die zorgt voor kritische geluiden op deze stand van zaken. Onderzoekers en andere initiatiefnemers zijn hard op zoek naar andere wegen om de natuur groener te maken en zo biodiversiteit terug te laten komen in Nederland. De focus ligt hierbij vaak op wat Geert de Snoo, hoogleraar Milieubiologie aan de Universiteit Leiden, ‘natuur-inclusief landgebruik’ noemt. Dit is landbouw waar de natuur in meegenomen wordt en er dus meer op biodiversiteit wordt gelet.

Voorbeelden hiervan zijn boerderijen die in plaats van zo veel mogelijk groente, fruit en vlees alleen verbouwen en telen waar vraag naar is. Buurten worden aan een lokale boerderij gekoppeld en de boer is dan in dienst van deze buurt. De mensen uit de omgeving kunnen soorten groente aanvragen en krijgen af en toe een stukje vlees. Op deze boerderijen worden zowel de grond als de dieren hierdoor niet uitgeput (https://www.herenboeren.nl/). Ook kleinere initiatieven zijn een stap in de richting van een groener Nederland met meer biodiversiteit. Wilde bloemenranden om akkers heen zorgen er bijvoorbeeld voor dat insecten een plek hebben om te wonen en dat er meer mest uit het water gefilterd wordt. Deze techniek wordt in Drenthe en Groningen al toegepast.

Om de natuur niet alleen bij landbouw, maar ook bij de stad te betrekken, zijn bijvoorbeeld flatgebouwen met speciale ruimtes ingericht voor bomen of om groente te verbouwen. Met deze verticale in plaats van horizontale verbouwing wordt er grond gespaard voor echte natuur en krijgen dieren en insecten ook ruimte om hier te wonen: in 2023 opent zo’n bomen-flat zijn deuren in hartje Utrecht (zie hiervoor: https://wonderwoods.com/). Ook kan in plaats van op land op zee groente verbouwd worden. Zo zijn er al Nederlandse boeren die zeewier verbouwen op de Noordzee (zie hiervoor: https://www.noordzeeboerderij.nl/en). Ook is het veranderen van ons dieet een kleinschalige (aan-de-keukentafel) langetermijnoplossing. Zo zou het eten van kweekvlees, genetisch gemanipuleerde gewassen en zeewier zoals van de zeeboerderij hierboven, kunnen bijdragen aan minder CO2-uitstoot.

Kortom: de Nederlanders zijn dus wel op de goede weg, maar om te zeggen dat we koplopers zijn is overdreven. Om onze eigen natuur op waarde te schatten is het belangrijk dat we ons bewust worden van deze natuur, en inzien dat er dingen moeten veranderen om deze te behouden. Sir David mag vanzelfsprekend enthousiast zijn over onze technologische landbouwontwikkelingen; deze zijn immers fantastisch en kunnen bijdragen aan een duurzamere toekomst. Maar interessant genoeg komt er een helder geluid tegen de verdere intensivering van onze landbouw vanuit de plek waar deze technieken bedacht worden: de Universiteit Wageningen. Student biologische landbouw Howard Koster verwoordde het in een interview met de Volkskrant als volgt: ‘Met technologie schuiven we de afgrond verder weg. Maar die komt er een keer aan.’ Daar zijn hij, Sir David en de JMA het over eens: laten we dus gezamenlijk werken aan een duurzame, leefbare toekomst voor iedereen in Nederland.

Door Nina de Groot en Anouk von Meijenfeldt